Erfgoed van de maand: Stinzenplanten

Het voorjaar komt er weer aan. Eén voor één komen de sneeuwklokjes, krokussen, narcissen, anemonen en hyacinten naar boven. Dit terwijl de bomen nog blad moeten krijgen. Deze vroege voorjaarsbloeiers komen in grote aantallen voor in Nederland. Maar wist u dat ook deze planten erfgoedwaarden hebben?

De verzamelnaam voor deze vroege voorjaarsbloeiers zijn stinzenplanten. Ze komen al vele eeuwen voor op buitenplaatsen, kastelen, pastorietuinen en boerderijen. De naam stinsplant of stinseplant werd voor het eerst opgeschreven door Jacob Botke in het boek: De Gritenij Dantumadiel (1935). Hierin beschrijft hij o.a. de flora, fauna, geschiedenis, landbouw en folklore van de gemeente Dantumadiel. Voor de benaming werd hij geïnspireerd door de lokale bevolking die een benaming had voor de bepaalde beplanting bij stinsen. Een stins, een Fries woord, is een versterkt en stenen huis; oftewel een landhuis of kasteel. In Groningen wordt een landhuis of kasteel “borg” genoemd. De voorjaarsplanten heten hier daarom börgbloumkes. Vanaf 1950 wordt de benaming stinzenplanten ook buiten Friesland (in Nederland en Duitsland) gebruikt voor de voorjaarsbloeiers die veelal voorkomen bij landhuizen, kastelen en bij andere rijke verblijven.

Maar waarom komen stinzenplanten juist voor bij landhuizen, kastelen en andere rijke verblijven? Het antwoord is simpel: De planten zijn veelal vanuit Zuid en Midden Europa naar Nederland gebracht. Het doel hiervan was om de tuinen van de rijken op te fleuren in het voorjaar. Dit betekend dat vanaf de 15e à 16e eeuw al bepaalde stinzeplanten in Nederland werden gekweekt. Denk bijvoorbeeld aan het maarts viooltje, de bostulp, de blauwe anemoon en de krokus. Dit gebeurde op kleine schaal. Alleen in de rijke tuinen kon je stinzenplanten bewonderen. Tijdens de Engelse landschapsstijl, eind 18e en begin 19e eeuw, raakten de stinzenplanten meer ingeburgerd. Ze kwamen steeds meer voor op kerkhoven, in parken en in de tuinen van de gewone mensen. En waarschijnlijk ook bij u in de tuin of in een park in de buurt.

Blauwe anemoon

De blauwe anemoon groeit van nature in Zuid-Europa. De bloeiperiode is in maart en april. Deze plant werd al in de tweede helft van de 16e eeuw vermeld, onder verschillende namen en in meerdere kruidenboeken.

Narcis

In de omgeving van buitenplaatsen staan vaak in het voorjaar narcissen. De meeste narcissen worden niet gerekend tot de stinzenplanten, omdat ze afstammelingen zijn van de wilde narcis. De wilde narcis is wel een stinzenplant. De van oorsprong uit Zuid-Europa komende plant, is te herkennen aan een gele trompet en witgele bloembladen. In Nederland komt deze narcis bijna niet meer voor.